Text Box:

Het Iberisch schiereiland heeft een wijntraditie van meer dan 3000 jaar. De Grieken en Fenicïers brachten naar alle waarschijnlijkheid de druif mee van hun veroveringstochten. Toen in 1100 vC het huidige Cadiz werd gesticht was daar reeds sprake van een handel in wijn, olijven en tarwe.
Later kwamen de Romeinen. Zij ontketenden een ware revolutie in het wijnmaken in Spanje. Zij vergistten de druiven in grote stenen kruiken en bewaarden en verdeelden daarna de wijn in kleinere amphoren.

Voornamelijk in Montilla-Moriles en La Mancha maakt men nog steeds gebruik van deze grote stenen kruiken, tinja´s of tinaja’s genoemd. Deze tradionele wijnbouw noemt men ook wel método rural.

De Moren

Na de val van het Romeinse rijk werd Spanje bezet door de Moren. De bezetting zou duren van de 8e eeuw tot de ondergang en verdrijving van de Moren uit Spanje in 1492. Het voorheen intern verdeelde Spanje werd aldus verenigd onder één Moors bewind en na het verdrijven van de Moren onder één christelijke kroon. De Moren bezaten reeds de kunst van het distileren, zij het voor medisch gebruik en voor het vervaardigen van parfums. De kennis werd door de Spanjaarden overgenomen en later gebruikt om wijnen tot alcohol te verwerken.
Opmerkelijk is dat de Spaanse boeren onder de Moorse bezetting druiven bleven verbouwen, wijn produceerden en deze waarschijnlijk zelfs verhandelden met het katholieke noorden.

De opstand tegen de Moren kreeg substantiëel vorm in het huidige Baskenland. Vandaar werden de Moren manu militari teruggedrongen naar het zuiden door een strijdmacht die groeide met het heroverde gebied. Die strijdmacht werd verder aangewend om een groot deel van Europa en de wereld overzee te veroveren. De Spanjaarden introduceerden hierbij hun druivenstokken, wijnen en distileerkennis in vele gebieden.

 

Jerez, Málaga en de Engelsen

Door zijn ligging dicht bij de kust met verschillende havens was de streek van Jerez en Málaga het wijngebied dat als eerste de aandacht trok van buitenlandse handelaars die zich in Spanje wilden vestigen. Deze vreemdelingen, die kwamen uit Italïe, Frankrijk en Engeland, droegen bij tot de verbetering van de kwaliteit van de plaatselijke wijn en van de sherries-"sack". Deze "sack", zoals men hem toen noemde, werd weldra de geliefde drank van het Engelse hof. "Dry sack" is nog steeds een gekende merknaam
In de wijnstad Sanlúcar de Barrameda vestigden zich voornamelijk Engelse zakenlui, die van de lokale hertog in 1517 ruime belastingsvoordelen kregen.

De betrekkingen tussen Spanjaarden en Engelsen begonnen, door de politieke toestand in Europa en het imperialistische gedrag van beide machten, te verslechteren tot de schermutselingen aan het einde van de 16e eeuw uitgroeiden tot een levensgroot conflict. Filips II van Spanje installeerde de Spaanse inquisitie en de Engelsen verlieten massaal het land, waardoor de wijnhandel stilviel en de wijnbouw geen afzet meer vond.
Dit was een ramp voor de wijnbouw in Spanje.

Na de ondergang van de Spaanse Armada, de dood van Filips II van Spanje en van Elisabeth II van Engeland werd de wijnhandel hervat. Opnieuw werd sack de populairste drank in Engeland, in die mate dat men het verbruik binnen perken probeerde te houden door een belasting te heffen op de consumptie ervan.
Toen de Engselen in 1660 Jamaica hadden ingenomen werd de Engelse sack-import beconcurreerd door rhum en stagneerde andermaal de wijnhandel. Spanje was genoodzaakt nieuwe afzet te zoeken en vond die in Europa en Zuid-Amerika.

Circa een eeuw later werd de handel opnieuw aangezwengeld door Engselen die naar de streek terugkwamen. In 1772 begon Sir James Duff onder eigen naam sherry naar Engeland te exporten. Zijn winstgevend voorbeeld werd spoedig gevolgd door de Ier William Garvey, de Schotse familie Gordon en de Engelsman Thomas Osborne. Een nieuw tijdperk van voorspoed brak aan.

Dit duurde tot Napoleon in 1808 oorlogen voerde doorheen heel Europa. De streek werd door de Fransen bezet en de Engelse families werden verdreven naar Cadiz. Na de val van Napoleon hernam de handel met de Engelsen. De nieuwe afnemers droegen namen als Sandeman, Domecq, Burdon, Mackenzie. Deze zakenlui veroorzaakten een hausse van de Sherry markt die tot vandaag voortduurt.

methoden uit de Romeinse tijd

De rest van Spanje

In de rest van Spanje stond de tijd stil voor het wijnmaken. Na de belangrijke inbreng van de Romeinen gebeurde er niet veel tot niets. Grote wijnschrijvers uit de 19e eeuw leverden bakken kritiek op de willekeurige en onwetenschappelijke produktiemethoden van de spaanse wijnbouwers.

Daarenboven was de opslag van de wijn alles behalve hygiënisch te noemen, met als gevolg dat wijnen in het warme klimaat geoxideerd en zuur waren. Wijn werd daarbij vaak verdeeld in cueros, varkenshuid bedekt met pek of hars, wat evenmin de smaak ten goede kwam. Tot vroeg in de 20e eeuw kon men deze "dikbuikige monsters" die Don Quichot in de 17e eeuw aanviel, nog steeds in de bars zien hangen.

De grote wijnplaag uit de 19e eeuw teisterde gans Europa. Ze werd veroorzaakt door een geelkleurig luisje van ca 1 mm, de phylloxera vastatrix, die leeft op wortels en bladen van wijnstokken. Vele gezinnen verloren met de wijnbouw hun enige bron van inkomsten en trokken overzee naar de Spaanse kolonies in Zuid-Amerika.


De wijnplaag bracht Spanje ook een voordeel: in Spanje was de wijnteelt minder intensief dan in Frankrijk, met meer verspreide velden zodat gebieden gespaard bleven. Rioja was één van die gebieden. De Fransen staken met hun kennis van de teelt en productie de Pyreneën over op zoek naar wijn en belandden in Rioja waar ze de wijn kochten voor import. Na een periode bouwden ze er ook nieuwe wijnbedrijven uit en brachten aldus hun kennis en know-how naar het zonniger Spanje. Dit Spanje zou vanaf nu zijn natuurlijke voordelen kunnen combineren met diepgaande kennis en -eindelijk- kunnen uitgroeien tot een belangrijk wijnland!


Ook de 20e eeuw zou de Spaanse wijnbouw nog parten spelen met de eerste wereldoorlog, de Spaanse burgeroorlog met Franco en de tweede wereldoorlog. Vanaf de economische crisis tot na de wederopbouw na de tweede wereldoorlog had Europa geen geld om (Spaanse) wijn te kopen.
Nochtans was in die periode de kwaliteit sterk verbeterd, mede door regelgeving en controle door de overheid.


Het nieuwe Spanje

De grote doorbraak voor de export kwam er pas in de jaren 50. Door het ter beschikking stellen van subsidies werden er in het hele land wijncoöperatieven opgericht die de exportmarkten gingen bewerken. Voornamelijk bulkwijn werd geëxporteerd. Deze bulkwijnen werden verkocht als "Spaanse Bourgogne", "Spaanse Bordeaux", "Spaanse Sauternes", enz.. In de vroege jaren 70 begon de Spaanse overheid meer regels op te leggen aan de wijnindustrie, wat de kwaliteit ten goede kwam. Na de dood van Franco en het herstel van de monarchie in 1975 ontstond er een nieuwe middenklasse en daarmee een belangrijke binnenlandse vraag naar kwaliteitswijn.

In de vroege jaren 80 werd er een programma van investeringen in moderne apparatuur voor het maken van wijn in gang gezet. Ook de toetreding tot de E.U in 1986 legde het land geen windeieren. In de laatste 20 jaar gebeurde er meer in de spaanse wijnwereld dan in de 2000 jaar ervoor. Nieuwe Denominaciones de Origen zijn geboren, een volledig nieuwe wijnwetgeving heeft het licht gezien, de modernste vinificatiemetodes worden toegepast met gecultiveerde en gecontroleerde gisting.  

De Spaanse wijn is heden waar hij eeuwenlang naar is geëvolueerd: aan de wereldtop!

Wijn is één van de meest beschaafde dingen in de wereld, één van de materiële zaken die de hoogste graad van perfectie heeft bereikt en die meer genot en voldoening schenkt dan welk ander product ook dat men om puur zintuiglijke redenen zou kunnen kopen.
Ernest Hemingway